Z7_99H0H382LO7R60AH5J4SND2482
BAP Render Portlet

2016-03

laatst gewijzigd: 18-04-2019

Items

  • MFAS Magazine januari 2016
  • Wegstrepen schuld aan bv
  • Vermogensetikettering aandelen bij firma met bv
  • Aansprakelijkheid voor btw-schuld failliet gegane vennootschap die tot FE-btw behoorde

Instellingen voor MFAS - algemeen

De volgende instellingen dienen in uw browser, antivirus en -spamsoftware te zijn opgenomen:

  • zowel http://www.mfas.nl als https://www.mfas.nl moeten worden toegevoegd als vertrouwde websites;
  • cookies moeten zijn toegestaan;
  • javascript moet zijn geladen, anders worden pagina's niet correct weergegeven.

MFAS Magazine januari 2016

Op 15 januari jl. is de eerste editie van het MFAS Magazine voor 2016 verschenen. Het gratis magazine verschijnt elk kwartaal.

Onderwerpen:

  • inkomensafhankelijke heffingskortingen en dga
  • AB-verlies
  • rekening-courantproblematiek
  • invloed inflatie op financiële planning
  • geslaagde erfpachtconstructie
  • Trudie Hoffman en MFAS
  • herhaling cursus Wegstrepen schuld dga aan bv
  • fiscale Advies Box: “Belastingvrij wegstrepen”
  • schuld DGA aan BV”

Vragen abonnees

vraag abonnee wegstrepen schuld aan bv

Ik heb op 8 december j.l. de cursus “Wegstrepen schuld aan de bv” bijgewoond. De argumentatie en jurispru-dentie kan ik volgen en onderschrijven. Waar ik mee worstel is het volgende. Ik wijs een bepaalde dga-cliënt op de sinds jaar en dag volledig uit de hand gelopen rekening-courantschuld. Duidelijk is dat op basis van de vermogenspositie in privé de schuld nimmer meer kan worden afgelost. Hij wil de zaak echter op zijn beloop laten. Hoe ga ik nu om met de in te dienen aangifte vennootschapsbelasting? Ik wil geen foute aangifte indie-nen en het risico van boeten lopen. Anderzijds valt ook de Belastingdienst wat te verwijten, omdat er nooit vragen over de schuldpositie zijn gesteld. Wat valt de adviseur dan meer te verwijten dan de Belastingdienst?

In dit dossier zijn alle aanslagen tot en met 2013 gevolgd en onherroepelijk, zowel VPB als IB. Uitgaande van het ontbreken van een nieuw feit is alles tot en met 2013 passé en zou er volgens uw theorie zo'n €750.000 kunnen worden weggestreept. Dit wegstrepen zou deels tegen de reserves plaatsvinden (box 2) en deels tegen de pensioenvoorziening (box 1). In 2014 is de r/c nog met €74.000 toegenomen plus €29.000 rentebijschrij-ving. Dit zou betekenen dat er in 2014 €74.000 extra aangegeven dient te worden in de IB-aangifte. Omdat sprake is van een schijnlening, zijn ook de rentebijschrijvingen schijn. Deze laat ik daarom zitten. De klant voelt er echter niet voor om belasting te betalen over de €74.000. Vermoedelijk zal het over 2015 om een soortgelijk bedrag gaan.

Ik voel er veel voor de klant voor de keuze te stellen tussen ofwel de wegstreep-variant en akkoord te gaan met heffing over de opnamen in 2014 en 2015, dan wel een andere adviseur te zoeken. Wat is uw advies?

antwoord MFAS

Tijdens de cursus kwam naast de de positieve boodschap van het belastingvrij wegstrepen van oude schuld-posities aan de orde de verantwoordelijkheid van de adviseur om bij de aangiften IB en DB niet akkoord te gaan met onhoudbare schuldposities. Een schijnlening dient hetzij als dividend, hetzij als afkoop van pensioen/ lijfrente/stamrecht-aanspraken te worden behandeld. Uit de ervaring tot dusver blijkt niet dat de fiscus onmiddellijk boeten oplegt bij schijnleningen. Men stelt zich vaak coulant op in die zin dat de gelegenheid wordt geboden de schuldpositie over een aantal jaren af te wikkelen. Als voor wegstrepen wordt gekozen, zal de fiscus zich vermoedelijk minder coulant opstellen. Maar ja ... belasting wordt nu eenmaal geheven op basis van de wet en de feiten. Op grond daarvan is wegstrepen mogelijk. Soms zal de wegstrepende adviseur moeten procederen.

Wij laten in het midden of de €74.000 belastbaar is als materieel dividend of als 'pensioen' ex art. 10(4) LB. Wij denken dat de cliënt zijn handen mag dichtknijpen met het belastingvrij wegstrepen van de schuld ultimo 2013 (€750.000). Hij raakt daarmee immers van een aanzienlijke fiscale claim verlost. Dat hem dat op korte termijn liquiditeit kost vanwege de afrekening over 2014 en 2015, moet hij maar op de koop toenemen. Als hij daar niet voor kiest, vinden wij het afscheid nemen van de klant de juiste handelwijze.

vraag abonnee afkoop pensioen via r/c na conserverende aanslag

Met veel belangstelling heb ik uw cursus gevolgd over het afboeken van de schuld van de dga ten laste van de overige reserves of pensioenvoorziening. Wij hebben de volgende casus onder handen, waarbij de cursusstof mogelijk kan worden toegepast. Het gaat om een dga die onlangs bij ons kantoor heeft aangeklopt. De feiten zijn als volgt:

  • de dga is in 2007 geëmigreerd naar het Verenigd Koninkrijk;
  • hij heeft een bv met daarin een pensioenvoorziening die enkel gedekt is door een vordering op hem;
  • hij heeft bij zijn emigratie een conserverende aanslag ter zake van het pensioen opgelegd gekregen met 10 jaar uitstel van betaling;
  • in 2015 heeft de Belastingdienst het uitstel ingetrokken, omdat vanwege het opsouperen van de pensioenvoorziening in rekening-courant niet meer zou worden voldaan aan de voorwaarden voor het uitstel;
  • deze cliënt meldde zich onlangs bij ons met het verzoek te onderzoeken of hier nog wat aan te doen is;
  • onderzoek leerde dat de Kamer van Koophandel de bv begin 2012 heeft geliquideerd, omdat er al vanaf het boekjaar 2003 niet meer aan de publicatieplicht was voldaan.

De rekening-courant staat al jaren op een hoog niveau. Wegstrepen tegen de pensioenvoorziening in verband met verjaring zou dus geen probleem mogen opleveren. Graag uw advies.

antwoord MFAS

De fiscus heeft bij het opleggen van de conserverende aanslag zijn heffingsaanspraken veiliggesteld, art. 25(5) IW. Als er binnen de tienjaarsperiode een verboden handeling plaatsvindt, wordt de aanslag ingevorderd. Mogelijk kan worden gesteld dat ten tijde van het opleggen van die aanslag reeds sprake was van materiële afkoop door middel van opnamen in rekening-courant. In dat geval kan na emigratie geen verboden handeling meer hebben plaatsgevonden, en kan dus ook niet het uitstel worden ingetrokken.

Men kan zich vervolgens afvragen of de fiscus op elk willekeurig moment binnen de tienjaarstermijn de conserverende aanslag kan invorderen. Stel dat voormelde afkoop zich in 2009 heeft voorgedaan en dat de fiscus dit had kunnen constateren. Kan dan een beroep worden gedaan op een soort van verjaring? We denken van niet.

De belastingplichtige aan wie een conserverende aanslag is opgelegd, moet de ontvanger onverwijld schriftelijk in kennis te stellen van de verboden handeling, art. 1e(4) Uitv.reg. IW. Dat is natuurlijk niet gebeurd. In casu is de verboden handeling de 'afkoop' door middel van het beschikken in rekening-courant. In dat licht verwachten wij dat de rechter bij een eventuele procedure de fiscus het voordeel van de twijfel zal geven. Onze conclusie luidt in elk geval dat wegstrepen hier vermoedelijk niet zal baten.

vraag abonnee afkoop stamrecht na ingangsdatum.

Sinds 2014 kunnen loonbelastingstamrechten zonder fiscale sanctie worden afgekocht. Als je naar Vraag & Antwoord 08-019 d.d. 14-01-2016 op de Belastingdienstpensioensite kijkt, dan lijkt het erop dat de mogelijkheid van (gedeeltelijke) afkoop van stamrechten beperkt is tot afkoop voor de AOW-gerechtigde leeftijd. Bij ingegane uitkeringen kun je over twijfelen of (partiële) afkoop wel mogelijk is. Hoe zien jullie dat?

antwoord MFAS

U doelt vermoedelijk op de volgende tekst uit de V&A: "Met ingang van 2014 is het fiscaal echter ook mogelijk om voorafgaand aan de uiterste ingangsdatum van het stamrecht tot (gedeeltelijke) afkoop van het stamrecht over te gaan. Dit is geregeld in artikel 39f, tweede lid, van de Wet op de loonbelasting 1964 (Wet LB). Het is daarom fiscaal geen bezwaar wanneer een bestaande stamrechtovereenkomst gewijzigd wordt om de mogelijkheid van een geheel of gedeeltelijke afkoop van het stamrecht, voorafgaand aan de AOW-gerechtigde leeftijd, daarin op te nemen."

Het standpunt van de Belastingdienst dat een ingegaan stamrecht niet kan worden afgekocht, hadden wij reeds staan in lb-1431. Met enige fantasie haal je dat wel uit art. 39f(2) LB. De aanspraak mag eerder geheel of gedeeltelijk worden uitgekeerd dan de uiterste ingangsdatum. De uiterste ingangsdatum van loonbelastingstamrechten is de AOW-gerechtigde leeftijd. A contrario kun je daaruit afleiden dat dit na de uiterste ingangsdatum dus niet mogelijk is. Er wordt niets geregeld over afkoop na de AOW-gerechtigde leeftijd, zodat daarvoor de algemene regel is blijven gelden.

Gewijzigde rekenmodellen

In veel rekenmodellen werd uitgegaan van een rendementsheffing van 1,2%. Voor de eerstvolgende peildatum moet rekening worden gehouden met een heffing die afhankelijk is van de omvang van het vermogen. De modellen zijn aangepast, in die zin dat u zelf de toepasselijke druk van de rendementsheffing kunt invullen. Deze kunt u berekenen met 04-6 Vermogensrendementsheffing 2017. In de regel zal met een schatting kunnen worden volstaan. In het rekenmodel 01-03 Beleggen dga is de tab Box 3 toegevoegd waarin de nieuwe rendementsheffing kan worden berekend. In het rekenmodel 03-04 Financiële planning 2016 is de nieuwe rendementsheffing als formule ingebouwd.

Gewijzigde adviesonderwerpen

dga-404 Bv/cv of bv/vof

Een dga was met de werkmaatschappij van zijn holding een vof aangegaan. In geschil was de vermogensetikettering van de aandelen (lees: certificaten). De rechtbank honoreert belanghebbendes stelling dat de holding niet alleen dienstbaar is aan de onderneming van de vof, maar ook functioneert als beheerder van het in haar aanwezige beleggingsvermogen, onder meer ten behoeve van het pensioen. Daarom is geen sprake van verplicht ondernemingsvermogen, Rechtbank Noord-Nederland 10 november 2015, nr. 15/836. Ook in geschil was of voor de toepassing van het urencriterium terugwerkende kracht kon worden toegekend aan de totstandkoming van de firma. In MvF 6 februari 2010, nr. DGB 2010/671M wordt terugwerkende kracht van een vof onder voorwaarden goedgekeurd. Eén van deze voorwaarden is dat de terugwerkende kracht niet is gericht op incidenteel fiscaal voordeel. Van een incidenteel fiscaal voordeel is in casu volgens de rechtbank geen sprake, zodat de dga de zelfstandigenaftrek en WASO krijgt. Als de toepassing van ondernemersfaciliteiten wel als een incidenteel voordeel werd beschouwd, zou nimmer terugwerkende zou kunnen worden toegekend aan een personenvennootschapsovereenkomst. Dit zou ongerijmd zijn.

vpb-104a Onderhoudsvoorziening vastgoed

Analoog aan het arrest waarin een onderhoudsvoorziening bij leasecontracten werd afgewezen (HR 31 augustus 1998, nr. 33.470 en HR 7 februari 2001 nr. 35772) betogen T.M. Berkhout en J.M. van der Heijden in WFR 2016/7 dat een onderhoudsvoorziening voor groot onderhoud van verhuurd vastgoed niet mogelijk is. Er is in hun ogen sprake van “doorlopende samengestelde prestaties”. Mogelijk zou dan nog de kostenegalisatiereserve soelaas bieden, maar daarvoor zal volgens de auteurs niet altijd aan het "piekvereiste" kunnen worden voldaan. Wij wijzen deze zienswijze af. Bij het onderhoud van auto's, waar het leasearrest over ging, is geen sprake van groot onderhoud. De voorziening voor groot onderhoud bij vastgoed vloeit ons inziens eenvoudigweg voort uit het toerekenings- of matchingbeginsel van goed koopmansgebruik. Voormelde auteurs staan bekend om hun pro-Belastingdienst artikelen over de fiscale aspecten van vastgoed.

bel-601a Leegwaarderatio verhuurde woningen

De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 3 april 2015, nr. 13/04247 geoordeeld dat een belastingplichtige geen rekening hoeft te houden met de leegwaarderatio als dit leidt tot een waarde die 10% of meer hoger is dan de werkelijke waarde. Verwijzingshof Den Haag moest beoordelen of de forfaite waarde 10% hoger was dan de werkelijke waarde, in welk geval van laatstgenoemde waarde zou moeten worden uitgegaan. Belanghebbende was in het bezit van vijf panden. Het hof oordeelt dat de onderhavige toetsing per pand dient te worden toegepast. Slechts voor één pand krijgt belanghebbende een lagere waarde, Hof Den Haag 6 januari 2016, nr. 15/00474.

succ-136 Landgoederen

Het navolgende arrest gaat over de NSW-vrijstelling in de WOZ van een onroerende zaak bestaande uit een onbebouwd perceel grond dat deel uitmaakt van een NSW-landgoed. Belanghebbende heeft daarop samen met anderen het recht van opstal verkregen. Dit recht is gevestigd onder de ontbindende voorwaarde dat niet uiterlijk op 31 december 2007 een onherroepelijke bouwvergunning voorhanden is voor de bouw van ten minste vier woningen op de onroerende zaak. In geschil is of de vrijstelling ook kan worden toegepast op een opstalrecht. De Hoge Raad oordeelt bevestigend. De NSW-vrijstelling voor de WOZ geldt niet alleen voor de eigenaar, maar ook voor de opstalgerechtigde van een nog onbebouwd gedeelte van NSW-landgoed, HR 15 januari 2016, nr. 15/00346.

Om deze pagina volledig te kunnen zien dient u een account te hebben op MFAS.

Ik ben nieuw

Heeft u nog geen account op MFAS? Dan dient u zich eerst te abonneren om deze pagina volledig te kunnen zien.

Abonneren

Ik heb al een account

Heeft u al een account op MFAS? Dan dient u eerst in te loggen om deze pagina volledig te kunnen zien.

Inloggen
Complementary Content
${loading}