04-06 rekenmodel vermogensrendementsheffing 2017

Het forfaitaire rendement wordt vanaf 2017 gebaseerd op de landelijk gemiddelde verdeling van het box 3-vermogen over spaargeld en beleggingen. Deze vermogensmix wordt afgeleid uit alle belastingaangiften over 2012. Over beide vermogenscomponenten wordt een forfaitair rendement gerekend, dat afgeleid wordt uit de werkelijk behaalde rendementen. Dat rendement wordt elk jaar weer opnieuw vastgesteld, voorafgaand aan het belastingjaar. Het rendement op het spaardeel wordt afgeleid uit de gemiddelde rentevergoeding over de voorgaande vijf jaar.

Het rendement op beleggingen voor 2017 is gesteld op het meetkundig rendement van de jaren 2001-2015. Er wordt steeds een referentieperiode van 15 jaar gehanteerd, welke eindigt twee jaar voor het belastingjaar. Bij een gemiddeld rendement worden de jaarrendement gedeeld door het aantal jaren. Hierbij wordt echter geen rekening gehouden met het rendement-op-rendement-effect. We geven hierna een voorbeeld van de berekening van het meetkundig rendement voor een periode van 3 jaar.
rendement jaar 1 3%
rendement jaar 2 19%
rendement jaar 3 8%
1,03 x 1,19 x 1,08 = 1,323756
Daar neem je vervolgens de derde machts wortel van. De uitkomst is 9,8147%.
Controle 1,098147^3 = 1,323756.

Het box 3-vermogen wordt voor de belastingheffing verdeeld over drie schijven, met een gemiddelde, veronderstelde vermogensmix per schijf. Dat leidt tot een oplopend forfaitair rendement. Het heffingvrije vermogen wordt per 1 januari 2017 verhoogd tot €25.000 per persoon. Die vrijstelling wordt in de eerste vermogensschijf in aanmerking genomen. Het tarief blijft 30%.

De tab Kerstarrest bevat een berekening voor de te verwachten teruggaaf op basis van de volgende uitgangspunten:
1. De rendementspercentages conform de Kamerbrief van 28 april 2022.
2. Forfaitair rendement op basis van de werkelijke vermogensverhouding.
3. De vrijstelling is verwerkt als aftrek op het forfaitaire rendement ter grootte van het gewogen gemiddelde rendement x de vrijstelling.