Z7_I084H8S0M8OF10Q5D0EFBC1060
Forum

Stakingslijfrente inbreng PH en doorinbreng

Ik zoek de bevestiging voor het volgende;

Als een onderneming ( zonder onroerend goed ) ruisend wordt ingebracht in een holding BV waarbij de goodwill wordt vervat in een stakingslijfrente op de balans van de holding dan is er verder geen crediteringsvereiste bij deze inbreng. Met andere woorden, een rekeningcourant schuld aan de aandeelhouder is verder geen probleem toch?

En als daarna de onderneming wordt door ingebracht via de holding BV in een werk BV dan kan dit toch ook 'gewoon' tegen creditering ? ( Onder aanname dat dit niet gedaan wordt onder toepassing van de bedrijfsfusie art 14 vpb )

Bij voorbaat dank voor de input!
Beantwoorden
  • juist

    Dit zie je goed. Omdat alles tegen WEV gaat, heb je bij het doorzakken art. 14 VPB niet nodig.
    Beantwoorden
  • Reele gevallen

    "Gewoon" staat terecht tussen aanhalingstekens. In principe moet de lijfrente zijn bedongen bij de voortzetter van de onderneming. Na door inbreng van de onderneming in de werk-BV is dat niet meer zo. Mij staat bij dat dit mocht op grond van de door de staatssecretaris benoemde "reële gevallen". Volgens mij gold daarbij de eis dat de door inbreng tegen uitreiken van aandelen plaatsvond. De HR heeft later echter geoordeeld dat (gedeeltelijke) creditering ook mocht.
    Beantwoorden
    • Besluit

      Zie MFAS dga-208 Voortzettingsvereiste lijfrente bv:
      De kernoverweging uit het vervallen MvF 3 juni 2014, nr. BLKB 2014/816 (punt 3.1) met betrekking tot het voortzettingsvereiste luidt:
      "Het is mogelijk een aftrekbare lijfrente te bedingen als tegenprestatie voor de overdracht van (een deel van) een onderneming (artikel 3.126, eerste lid, onderdeel a, van de Wet IB 2001). Een dergelijke lijfrente dient bedongen te worden van een professionele verzekeraar of van de verzekeraar-overnemer. De wet eist niet dat de verzekeraar-overnemer de onderneming ook in de toekomst voortzet, maar bij een vooropgezette dooroverdracht aan een derde is de verzekeraar in wezen geen overnemer. Zo zal premieaftrek worden geweigerd als tevoren is overeengekomen dat na de inbreng van (een gedeelte van) de onderneming waarvoor als tegenprestatie de lijfrente is bedongen, het (aandelen)belang in die dochtermaatschappij of de onderneming door die dochtermaatschappij zal worden overgedragen aan een derde (zie Hoge Raad 8 november 2000, nr. 35393 juncto Hoge Raad 7 mei 2010, nr 08/01890 en nr. 08/04235)."
      Een potentieel crediteringsprobleem doet zich voor als de lijfrenteverplichting minder is dan hetgeen wordt ingebracht. Denk aan een casus waarin het pand met stille reserve wordt onttrokken.
      Beantwoorden
Complementary Content
${loading}